Voor Iason Chronis (Mason) draait het om de muziek

Al heel wat jaar gaat hun publiek tijdens menig nachtje stappen uit zijn plaat op hun muziek: Iason Chronis en Coen Berrier, a.k.a. Mason. De twee staan voor lol maken tijdens het uitgaan. Hun eigenzinnige, speelse muziekstijl schaart nog het beste onder de noemer ‘electro’, maar dit duo laat zich niet kooien. Het album They are among us, dat 21 maart 2011 onder eigen label Animal Language uitkomt, bewijst dit des te meer. De nummers, waaronder projecten met uiteenlopende artiesten, maken de plaat tot een onvoorspelbare mash van meer dan pop, electro, hip hop en jazz. Een interview met Iason (30), de bescheiden, muzikale Amsterdammer uit Bussum.
Tekst: Andrea de Jong

 Iason, je bent al van kleins af aan met muziek bezig. Je hebt vijf jaar in Kinderen voor Kinderen gezongen en je speelt al vanaf je zesde viool. Wanneer werd je geïnfecteerd met het dj-virus?
“Ik ben altijd gek geweest op muziek. Toen ik veertien was, verzamelde ik al plaatjes en klikte ik dat met de oude platenspelers van mijn oma allemaal een beetje aan elkaar. Meerdere vriendjes van mij deden dat, maar iedereen stopte na een tijdje en ik bleef er mee doorgaan. Ik vond het onwijs leuk en toen ik vijftien was had ik een soort vaste avond.” 

 Een vaste avond?
“Ja, in een nogal dubieuze nachtclub, waar veel vage mensen kwamen en iedereen boven de dertig was en ik vijftien. Eén avond in de week was ik er dj en kreeg ik vijftig gulden voor acht uur draaien. En ik moest helpen schoonmaken. Toen ik een zekere avond heel braaf aankwam met mijn spulletjes, bleek dat de club overgekocht was door andere dubieuze mensen. En die zeiden: ‘Oprotten!’ Dus toen ging ik maar weer weg. Vanaf mijn zestiende begonnen de eerste feestjes in Amsterdam. Toen werd het steeds meer. En toen ik achttien was, kon ik niet wachten om vanuit Bussum naar Amsterdam te verhuizen.”

“De meest briljante artiesten zijn begonnen als nerds op zolderkamertjes.”

Hoe zorgde je dat je ging opvallen?
“Ik nam dat vrij serieus, dus ik was echt veel aan het bellen en bandjes aan het sturen. Ik maakte demo’s met mooie strikjes en toestanden. Ik pushte hard. En ik denk dat als je dat blijft doen, dat je in alles wel komt bovendrijven. Op een gegeven moment werd ik opgepikt door een paar dj’s en toen kreeg ik iets grotere plekken om te draaien. Toen ik ook een tijdje met de elektrische viool ging draaien, viel dat extra op.”

 Wat was toen het effect van al je inspanningen?
“Ik heb de eerste jaren niets uitgebracht. Ik maakte en stuurde van alles en kreeg het dan terug van mensen die zeiden: ‘het is niet goed.’ Heel veel gehad.”

 Is dat niet deprimerend?
“Ja, dat is helemaal niet zo makkelijk. Want je bent er wel heel lang mee bezig. Na mijn studie Music Technology aan de Hogeschool voor de Kunsten won ik in 2003 de Kunstanjer van het Prins Bernhard Cultuurfonds. Van dat geldbedrag heb ik mijn eerste plaatje – Helikopter – uitgebracht en ook mijn eerste website gemaakt. Toen ging het steeds beter. De plaat op zich was heel slecht, en daarom is het juist goed dat het even duurt voordat je een beetje je weg vindt. En fijn dat er mensen zijn die eerlijk tegen je zeggen dat iets gewoon niet goed is. Daardoor blijf je scherp.”

Je krijgt zelf ook veel promo’s binnen van mensen die er iets mee willen bereiken.
“Ja, echt een soort stortvloed. Omdat iedereen tegenwoordig met een huis-, tuin-, en-keukenlaptop muziek kan maken, maakt iedereen dus ook muziek en stuurt dat rond. Ik krijg er misschien wel meer dan duizend per week. Het is best veel werk om daar doorheen te spitten. Sommige dj’s laten dat door anderen doen, maar ik vind het fijn om zelf te doen, om te horen wat er allemaal nieuw is. Er zitten soms echt juweeltjes tussen en die heeft dan ook niemand anders. Die draai ik dan op feesten en ik geef er een positieve reactie op, bijvoorbeeld op Twitter.”

En toen had je in 2006 een hit met Exceeder. Hoe ging het daarna met de carrière?
Exceeder bracht ik uit als clubnummer. Toen heeft Ministry of Sound, een heel groot label in Engeland, er een vocale mashup versie van gemaakt. Die samenwerking heeft zeker veel geholpen, ook al draaide ik sinds 1999 al veel in het buitenland. Ik draaide eerst een tijdje in Finland. Later zou ik in Peru een keer de mensen opwarmen voor Tiësto, maar hij was ziek. Ja, toen mocht ik vaker draaien, want ik was ineens ‘die jongen van dat feest’. Dat soort houtje-touwtjedingen gebeurden vaker. Ik heb toen een tijdje veel in het buitenland gedaan met Tiësto. Maar na Exceeder ging het allemaal snel en kreeg ik steeds meer boekingen.”

 Op je Facebook en Twitter post je regelmatig persoonlijke dingen, zoals dat je een dikke kater hebt of dat je van The Sound of Music zit te genieten.
“Ja, dat vind ik leuk. En dat is toch ook anno 2011, dat je een kijkje in je leven biedt? Ik vind het best tof hoe je nu direct met mensen kan praten die jouw muziek leuk vinden. Zeker als je iets nieuws hebt gemaakt dat nog lang niet uitkomt, dat dan op soundcloud (red: soundcloud.com) zet en dan heel veel reacties krijgt. Maar er zijn natuurlijk ook dingen die ik lekker voor mezelf houd.”

 Tien jaar terug was internet nog niet zo ontwikkeld als nu. Hoe promootte je je muziek toen?
“Toen had je inderdaad alleen een website en dat was het dan. Dj’s draaiden je muziek en als je mazzel had, kwam je in een chart te staan. Dan las je in muziektijdschriften dat je nummer in de top tien van april stond. Daar deed je het mee. Nu hebben artiesten gigantische podcasts en blogs en is iedereen sowieso wel bezig met social media. Je hebt ontelbaar verschillende wegen die naar Rome leiden.”

 Jullie zijn sinds kort begonnen met try outs voor live shows. Wat is het verschil tussen live en niet-live draaien?
“Dat is nogal een verschil. Bij dj-en draai je gewoon platen. Je eigen muziek, maar voornamelijk platen van anderen. Bij live shows maak je opnieuw je eigen muziek zoals je hem in de studio hebt gemaakt. Alle elektronica, zoals synthesizers en effecten, komen dan mee op het podium. Dus het is eigenlijk een soort concert dat je geeft. We zijn nu een nieuw systeem aan het uittesten, dat nog helemaal niet klaar is. Het idee ervan is, dat bij alle onderdelen van onze muziek licht en beeld wordt geschreven door twee mensen. Als het klaar is, heeft elk geluidje in de muziek een videobeeld op schermen of een lichtflits, helemaal 1-op-1. Dus in plaats van een lichtman die dat op het moment zelf doet, is het al helemaal af en superstrak.”

 Word je eigenlijk weleens moe van je eigen platen?
“Ja, soms wel. Zeker als je al twee weken in de studio aan een nummer bezig bent. Als het dan af is, zet je dat niet even op als je thuiskomt. Het is soms ook best wel lastig om je eigen muziek op waarde te schatten, omdat je het gewoon zo veel gehoord hebt. Er zijn zo veel te gekke mensen muziek aan het maken in de wereld. Elke week zijn er weer nieuwe platen die me helemaal omver slaan. En als je na dan aan het einde van de week ineens een fris, nieuw nummer van iemand binnenkrijgt, dan geeft dat echt zo’n gevoel van: ‘Yeah! Dat wil ik draaien!’”

Jullie maken van jullie nummers ook een Refurb-versie, heb je die term zelf bedacht?
“Het komt eigenlijk van het Engelse woord refurbishment, dat iets herinrichten of –bekleden betekent. Onze refurbs zijn een soort herinrichting van onze nummers. We geven de originele dance-versie een niet-dancejasje. Dus van een nummer als You are not alone maak je iets akoestisch. Dat kan van alles zijn: jazz, rock, reggae of rap. Soms is het zelfs nog leuker om te doen dan de originele nummers. Je denkt bij elke plaat weer: wat gaan we hier eens mee doen? En soms is dat heel simpel, maar andere keren extreem. Voor de refurb van Exceeder destijds hebben we een fanfare orkest twee kratjes bier gegeven en gevraagd of ze door ons gemaakte partituren wilden uitspelen. Dat was wel even werk! Maar laatst hebben we van Corrected een refurb gemaakt met alleen maar huis-, tuin- en keukenmateriaal, zoals potten en pannen. En die was in een paar uurtjes gedaan.”

 Voor jullie nieuwe album They Are Among Us dat 21 maart 2011 uitkomt, hebben jullie samengewerkt met artiesten als Róisín Murphy (Moloko), DMC (Run DMC) en Sam Sparro. Hoe komt zo’n samenwerking tot stand?
“Op verschillende manieren. Soms legt ons management contact met het management van een ander, zoals hoe het bij DMC ging. Je kan ook kijken welke artiesten samenwerken met dezelfde platenlabels als jij. Je probeert connecties te leggen en dat resulteert tot van alles. Soms zegt iemand: ja, let’s do it! Róisín Murphy is heel open. Zij had een klik met onze muziek en dat is echt wel tof; dat het uiteindelijk draait om de muziek. Want er zijn echt wel grotere en meer trendy artiesten dan wij. En je kan hot of niet hot zijn, maar muziek spreekt het meest. Vandaar dat sommige mensen ook totaal geen sterren zijn, maar eerder een soort nerds op zolderkamertjes die gewoon briljante muziek maken. Dat is zo cool.”

 Was je ook een nerd op een zolderkamertje?
“Nou, ik denk dat iedereen die zelf muziek maakt met apparatuur wel een kleine nerd-factor heeft. Je moet het wel leuk vinden om te pielen. En de nieuwe generatie dj’s, onder wie Eric Prydz, Deamau5 en Laidback Luke en waar ik hopelijk ook toe behoor, zijn allemaal heel goed met knopjes en vinden het stiekem ook heel erg leuk. Die hebben daarmee allemaal hun uren wel gemaakt. En dan vind ik ook dat je het succes echt verdient, want dan kan je het allebei. Je moet het maar wel doen. Dus is het ook een beetje ere wie ere toekomt.”

 Je hebt wereldwijd in de grootste clubs, zalen en op festivals gestaan. Nog toekomstdromen?
(denkt diep na) “Ik ben al echt verschrikkelijk veel te lang bezig met ons popalbum en dat is nu zo goed als klaar. Dus die mijlpaal is nu behaald. Popmuziek maken vind ik sowieso echt een uitdaging. Ik ga nu ook iets meer doen voor Róisín Murphy’s nieuwe album en dat is superspannend, want dat is ook popmuziek, echt heel anders. En om nu vol met onze liveshow te gaan touren is wel mijn volgende doel. Het enthousiasme wordt zeker niet minder, ik wil nog steeds even graag als tien jaar geleden. En er blijven altijd dromen. Je kunt niet echt op je lauweren gaan rusten, want je verlegt steeds je grens naar iets nieuws.”

 En buiten je werk om?
“Poeh… Sommige mensen vragen wel eens: wat zou je doen als je doof wordt? Maar er zijn nog duizend dingen die ik ook wil doen. Ik zou wel meer willen reizen, met een rugzak de wereld verkennen. En ik doe wel serieus aan marathons rennen. Daar wil ik wel steeds beter in worden. Ik hou ook erg van koken. Veel vrienden van me koken voor hun werk en het lijkt me heel leuk om daar ook iets mee te doen. Er zijn genoeg dingen die ik wil doen, maar voorlopig heb ik hier wel een kluif aan!”

 Mason viert op 26 februari de launch van hun album They Are Among Us in The Sugary Factory in Amsterdam.

Website: www.dj-mason.com
Twitter:
@musicofmason
Facebook: Mason AnimalLanguage , fanpagina: musicofmason
Soundcloud: musicofmason