De druk op mijn schouders om nu, na dik een week in Edinburgh te zijn, een blog te schrijven, is er niet lichter op geworden. Dat was hij na een paar dagen al niet meer, want wat gebeurt hier een hoop in korte tijd. Zeker als je hier vijf maanden komt wonen en nog geen huis hebt. Daarom nu een impressie van mijn eerste paar dagen.
Dinsdagochtend 1 maart 2011 – 11.00 uur
Sta ik dan in de aankomsthal, met twee zware koffers waar ik simpelweg geen raad mee weet. Ik weet de bus te bestijgen en rijd in twintig minuutjes dezelfde route die ik vorig jaar september ook aflegde. Zoekend naar herkenningspunten, kijk ik even op mijn mobieltje. Hmm, even een netwerk aanmeten. O2? Juist. Geen internet op mijn telefoon de komende vijf maanden. Dat wordt afkicken. Of ik het erg vind is een tweede. Ik kijk naar buiten vanuit de bus, die aan de binnenkant nog roder is dan aan de buitenkant, en ik zie lange rijen ongelijke Pieter Post-muren langs stukken weiland, en steeds meer huizen en bedrijvigheid zoeven voorbij. De stad nadert en ik vraag me voor het eerst af hoe mijn hotelkamer eruitziet. Maar met twee lange dagen vol met kamerbezichtigingen voor de boeg, maakt me dat weinig uit.
Zeulend met mijn zware bagage hijs ik me vanaf het busstation op Waverley Bridge de sterk hellende Cockburn Street op. Ik ben inmiddels al door twee mannen gevraagd of ik hulp nodig heb, en kom uit op de Royal Mile, waar ik weer even horizontaal mag slenteren over de keien. Via Victoria Street, die dan weer naar beneden helt, kom ik eindelijk uit bij het Grassmarket Hotel. Ik dump mijn koffers achter de receptie en neem plaats in de naastgelegen pub Biddy Mulligan’s, waar het eigenaardig ruikt. Een mengeling van bier en urine dringt mijn neus binnen maar ik merk op dat ondanks de geur de gezellige pub aardig vol zit. Een meisje komt op mij af en vraagt lieflijk wat ik zou willen. Misschien dat dit er iets mee te maken heeft. Ik zijg neer in een donker nisje en een pot thee later sluit ik mijn laptop aan op het Wifi, om mijn afspraken voor vandaag te checken. Enkele wijzigingen flitsen voorbij, en nieuwe kamers die zich aandienen, maar die simpelweg niet meer in het schema passen.
Ik laat mijn koffers in de simpele maar prima kamer achter en ga op weg naar de eerste kamers. Het meisje achter de receptie is maar wat benieuwd wat ik allemaal ga doen. Als ik vertel dat ik mijn afstudeerproject ga doen bij de College of Art en hier vijf maanden kom wonen en woonruimte zoek, is ze bijna net zo opgewonden als ik. Het zoveelste enorm enthousiaste, begane mens dat ik tegenkom. En ik ben er nog maar net. De komende dagen merk ik dan ook weer dat de mensen hier zo ontzettend behulpzaam zijn. Dat valt amper te beschrijven.
De kamers. Laat ik zeggen dat ik veel leuke (en eigenaardige) mensen heb ontmoet, handen geschud, huizen gezien en geroken, slobberkoppen thee of koffie gekregen, opties gezien, zelfs een geheel pastelroze kamer met eigen badkamer, maar ook luide zuchten heb geslaakt nadat ik bepaalde deuren achter me dichttrok en zelfs na vele malen aanbellen door een crack addict ontvangen ben in zijn nederige schimmelhol, waarbij het meisje met wie ik de afspraak had gemaakt, en van wie de slaapkamerdeur geen tien centimeter open kon door de bergen kleren en zooi, niet eens aanwezig was. Zeker vergeten. Rechtsomkeert dan maar.
De eerste avond kom ik om negen uur aan op Polwarth Gardens, mijn laatste afspraak. Mijn voeten branden inmiddels zo erg dat het lijkt of ik op blote voeten de hellende straten bewandel en wat ben ik blij om deze keer binnen te komen. Geen stank. Brittany, een meisje met een uitnodigende glimlach, laat me het hele huis zien en haar oprechte vriendelijkheid voelt goed. Alleen de hal heeft al acht deuren. De kamer die van mij moet worden ligt tegenover de woonkamer, naast de badkamer. Ze opent de grote witte deur en een vierkante ruime kamer met houten vloer en hoog plafond ligt voor me. Wow. Een rode, leren bank, tweepersoonsbed, een bureau, veel spiegels en een ouderwetse houten kledingkast. Ik moet mijn enthousiasme bedwingen; heb morgen nog een hele dag afspraken. In de woonkamer, klein maar gezellig met twee grijze banken en een grote tv, krijg ik een enorme kop thee en kletsen we over van alles. Ik kan er gelijk in als ik wil, Britt gaat bij haar vriendje wonen. Best jammer dat zij nou net vertrekt en ik geen andere bewoners kan ontmoeten. Dat vindt zij ook en stelt voor om morgen even te kijken of ik Millie kan ontmoeten, een van de drie bewoners. Dat wordt proppen, maar gebeuren zal het. Als ik na een uur, de langste afspraak die dag, de deur achter me dichttrek en de bus naar het hotel neem, vermoed ik al wat na mijn tweede dag (woensdag) bezichtigingen, en een ontmoeting met Millie op haar werk in een bar, uitkomt: ik heb mijn (t)huis gevonden.
Donderdag 3 maart
Ik pak mijn koffers, bel een taxi, zwaai nog even hard naar Jarrad, de Australische gezelligerd achter de bar van het hotel, en wordt op Polwarth Gardens door Millie opgewacht bij de deur. De grote logeerpartij is begonnen! Volgende blog: mijn eerste dagen bij de ECA, het eerste (party)weekend, mijn eerste fikse griep, jawel, en veel meer.
X
1 reactie
Leuk stukje Dree. Ben benieuwd naar je volgende update. Verder alles goed daar? Niet meer ziek?
Ben je al wat opgeschoten met je opdracht? Ik hoor het wel.
Veel succes en plezier daar!
Groetjes, ook van Riek